De muze als kanonnenvlees
In ‘De Schepping’ van dagblad Trouw vertellen kunstenaars hoe hun werk tot stand komt. Rinske Wels interviewt Wende en Boudewijn Tarenskeen. Enkele delen hieruit:
Het eerste dat Tarenskeen aan Snijders vraagt, is: “Hoe ging het?” Hij is niet bij de repetities betrokken. Bewust. Hij wilde iets schrijven waarvan hij wist dat zij ongeveer de helft zou ‘kapen’, zoals hij dat noemt.
Hoe is de samenwerking ontstaan?
Tarenskeen: “Ik kende Wende van haar chansons, daar zat zoveel energie in. Ik twijfelde: kan ik dat wel aan?”
Snijders: “Je bedoelt dat je me nogal hysterisch vond?”
Tarenskeen lachend: “Ik ben wel wat gewend. Maar ik vroeg me wel af: kunnen wij door één deur? Ik heb een heel andere natuur. Ik ben nogal stil en begrensd en ik sluit me op. Ik schrijf dan wel dingen waarmee ik anderen om de oren sla, maar ik heb een administratieve houding, ben laf.”
Snijders: “Ik vond het mooi dat Boudewijn tegen me zei: ‘Als jij op een podium staat, is iedereen je bondgenoot: je muzikanten en je publiek. Ik wil wel eens kijken wat er gebeurt als iedereen je vijand is.’”
Tarenskeen: “Ja! Dat vind ik nu weer belangrijk. Dat het publiek zich straks afvraagt: wat doet die vrouw hier, met ons erfgoed?!”
Snijders: “Ik ben je schild. Jouw kanonnenvlees.”
Tarenskeen: “Nee, je bent muze en protagonist.”
Snijders: “Maar ik vind kanonnenvlees wel leuk, hoor.”
Heeft u uw ‘Winterreise’ op Wende gecomponeerd?
Tarenskeen: “Dat is onvermijdelijk. De stukken die ik tot nu toe geschreven heb, liggen bij een uitgever. Ze zijn opvraagbaar, iedereen kan het spelen en zingen. Dit niet. Er zit een slot op ‘Winterreise’. Er is er maar één voor wie het geschreven is, en dat is Wende. Als een klassieke zangeres zich eraan zou wagen, slaat het meteen nergens meer op.”
Heeft u veel uitvoeringen beluisterd voordat u hieraan begon?
Snijders: “Nee. Ik kende het stuk ook niet. Is dat erg?” Ze barst in lachen uit. “Ik kon voor mijn gevoel twee dingen doen: of me er heel zwaar in verdiepen en de miljoenen versies luisteren of mij er als een soort naïeve Barbie in storten. Totaal blanco. Alleen maar kijken: wat staat hier nu eigenlijk? Ik doe gewoon alsof dat hele monument van Schubert niet bestaat. Dat moet, anders ga ik ook die kür doen. Hopeloos, want ik kan toch niet zingen als Fischer-Dieskau.”
Tarenskeen: “Die onbevangenheid is alleen maar meegenomen vind ik.”
Snijders: “Maar ik voel me inhoudelijk niet onbevangen. Als ik de gedichten lees, kan ik het heel goed volgen. Het is heel menselijk wat daar staat.”
Tarenskeen: “Het gaat over een man die dood wil. Maar het is volgens jou onduidelijk of hij echt dood wil, toch?”
Snijders: “Ik zie het, als je het abstract bekijkt, als een doorlopend separatieproces. En van wie of wat dat dan is? In ieder geval iets dat enorm veel moeite kost om ervan los te komen. Bij dat constante aantrekken en weg willen, scheuren, komen allerlei grote emoties kijken: angst, depressie, hoogmoed, enthousiasme, melancholie en doodsverlangen.”
Foto: Werry Crone