‘What the fuck is er mis met soft?’

Zangeres Wende en psychiater Jim van Os delen een fascinatie voor de minder begaanbare gebieden in de menselijke geest. Over angst, psychosegevoeligheid en het nut van akelige kunst. „Of gaan we van de wereld één groot Disneyland maken omdat het anders te pijnlijk is?” Lees het NRC-artikel hier.

‘Kunst brengen is alles wat ik doe’

Wende is genomineerd voor ‘Beste prestatie’ bij de Amsterdamprijs 2016. In Het Parool vertelt ze over haar focus.

‘Ik zag opeens de waanzin bij Wende’

Boudewijn zet zijn compositie ‘Winterreise’ in de Tarenskeense context en pianist Gerard Bouwhuis verhaalt over zijn rol en de samenwerking met Wende. Interview door VPRO Vrije Geluiden (Aad  van Nieuwkerk) bij de uitvoering op November Music, 8 november 2015.

‘Ik ben een soort vuilnisbakkenras’

Wende staat twee avonden op November Music 2015: 4 november belooft een ‘sneak preview’ met nieuwe songs en bestaand werk met het Red Limo String Quartet en gitarist Maarten van Damme, en 8 november brengt ze Wende zingt Winterreise. 24 liederen over verloren liefde op de tekst van Schuberts cyclus, maar met nieuwe muziek van Boudewijn Tarenskeen. ‘Schokkend en fascinerend,’ schreef NRC Handelsblad. Naar welke avond kijkt ze het meest uit? Lees hier het interview.

Wende en Gerard live bij Podium Witteman

Podium Witteman gaf ruime aandacht aan ‘Winterreise’, in de traditionele setting met Schubert en in de vernieuwende met Tarenskeen. Vanaf 1:15:00 vertelt Wende over het project en voert zij samen met Gerard Bouwhuis een compilatie van de voorstelling uit. Bekijk de uitzending van NTR hier.

Recensie De Stentor: Wende zingt een weergaloze ‘Winterreise’ *****

Zowel de naam Wende als de titel Winterreise had blijkbaar aantrekkingskracht, want de zaal zit behoorlijk vol. Op het podium staat alleen een vleugel; zelfs het achterdoek ontbreekt. In plaats daarvan zien we de zwartgeverfde theaterwand met dito deuren en cv- radiator. Een ietwat haveloze aanblik, perfect als decor voor wat komen gaat.

Boudewijn Tarenskeen componeerde ‘Der Winterreise’ naar de cyclus van Schubert, zij het in zijn eigen idioom. Gerardjan Rijnders en Janine Brogt deden regie en dramaturgie, hoewel Wende daar zelf ook een aandeel in zal hebben gehad. Wende bedient zich veelal van het ‘Sprechgesang’ zoals dat begin vorige eeuw in zwang kwam. Willekeurige associaties reiken van ‘Der Spinner’ (1978) van Nina Hagen tot ‘Im wunderschönen Monat Mai’(2003), een soortgelijk recital naar Schubert en Schumann, dat Reinbert de Leeuw componeerde voor zijn muze Barbara Sukowa.

Vernieuwend is het resultaat dus niet, maar waarom zou dat ook moeten? Wende is weergaloos. Ze zingt, kermt, prevelt, persevereert; herhaalt woorden, lettergrepen, klanken. Ze savoureert de tekst, fluistert voor zich heen alsof er verder niemand aanwezig is. Soms maait ze met haar armen of galoppeert ze een rondje om de vleugel, als inleiding op Die Post. Gerard Bouwhuis is krachtig maar dienstbaar aanwezig. Hij beroert beide uiteinden van het klavier zodat de vleugel grauwt en gilt. Nu eens hoor je een doodsklok (Die Wetterfahne), dan weer ontsnapt een weelderige wolk van Lisztiaanse romantiek (Der Lindenbaum). De interactie tussen Bouwhuis en Wende lijkt summier: een priemende wijsvinger, een doordringende blik, geladen stilte. Samen spitten ze Müllers gedichten om tot de woorden over de bodem van het onderbewustzijn schrapen. Waarbij drie zaken duidelijk worden: dat Wende een groot kunstenares is, dat het Duits een sublieme theatertaal blijft en dat deze poëzie nog eeuwenlang meegaat.

Margaretha Coornstra
Gezien in Odeon Zwolle, 11 januari 2015

Recensie Bachtrack: Riveting from start to finish *****

Very consciously, no preparation at all was undertaken before entering the concert hall. The title Winterreise in combination with the performer, a very well respected young, Dutch singer songwriter Wende Snijders, and classical composer Boudewijn Tarenskeen was enough of a mystery to warrant attendance. Winterreise together with a contemporary composer?

A quick scan of the programme book resulted in only one mention of Franz Schubert where it was used to create a historical context. Yet yes, this was Winterreise, not only literally through the use of Wilhelm Müller’s heart aching, much aligned poetry, but the well known narrative and Lied ambiance were both clear from the minimal use of space, time, instrumentation and lighting that Tarenskeen and team had chosen to engage.

Wende Snijders is a master of space and time; she uses everything both physical and emotional to transcend the footlights and wrench out our hearts. Breathtaking energy and slightly neurotic gestures bring Müller’s desolation into full focus. Whereas in a regular Schubert Lieder recital — and how sumptuous they can be — a distance often remains between singer, accompanist and audience: a wall of wonder at musical abilities and professional techniques during this difficult drama wrought with challenges in pitch, rhythm, articulation and pianistic subtleties (and who will ever measure up to Fischer-Dieskau, still very much with us through the immortality of his recordings). In contrast, there are no footlights to transcend. The challenges here are masked by a musical and theatrical vocabulary of our time and culture. “Wow” gives way to “Ouch”.

Tarenskeen’s piece leads to and hints at Schubert from time to time, subtle “entre-nous” that bring a quick smile of recognition to Lieder lovers, thankfully short enough not to distract from his own very carefully crafted score. In this performance, great praise for pianist Gerard Bouwhuis whose side of the story has in itself a dramatic element of searching, at times forlorn, at others on the verge of exploding tensions. A solo intermezzo or two were on the lengthy side but Bouwhuis quickly pulled his solo rabbit out of his accompanist’s hat to draw in our attention. Bravo!

Yet quickly back to Snijders, whose presence in Tarenskeen’s spotlight was riveting from start to finish in this their second collaboration together (Schoenberg’s Erwartung preceded this Schubert). She has a veritable Pandora’s box of colours, sounds, grimaces and registers at her disposal, and when she sings in her sweet soprano (as opposed to speaking, shouting, screaming or whispering), it is 99.9% smack on pitch. The next Cathy Berberian? Echoes of her raven imitation haunted my entire next day! Her small face and tiny frame can mirror all emotions; split-second, indeed neurotic changes lead us through the poetry’s roller coaster of grief, doubt, delights and hysterics, with just enough humor to keep it human. One moment, she is the nutcase that you pass on the street with a huge detour, the next, you want to embrace her, stroke her hair and convince her all will be well.

It is impossible to say how years of listening to Schubert’s score (while knowing the full-fledged context of his own proximity to death) enriches Tarenskeen’s new composition. Does it matter? This new Winterreise stands the test of comparison, certainly when entrusted to Wende Snijders’ talent and inspired by the same. This does, however, signal the limit to the piece for it is also impossible to imagine anyone else performing the work.

These days, there should be no more reasons to undertake musical preparation when we seek out the alternative. Many worlds have merged: Renée Fleming is on her way to Broadway, Stephen Sondheim’s music is in a major Hollywood release, DJs run off with Handel, Haydn and Barber without a second thought. Of course this leads to musical disaster and theatrical disappointment with regularity: singers who cannot act, actors who clearly cannot sing. But it also leads, thankfully, to a few new languages. Boudewijn Tarenskeen and Wende Snijders (and team) are made for each other and definitely deliver new words and turns of phrase in this production. It is ripe for an international tour as it speaks with both impact and ease to the international community.

Cynthia Wilson
Reviewed at TivoliVredenburg, Utrecht on 23 January 2015

Podcast Operamagazine

François van den Anker van het online magazine Place de l’Opera luisterde mee bij de doorloop van Wende zingt Winterreise, net voor de wereldpremière. Hij maakte het volgende audioverslag.

 

Recensie NRC: Wendes nieuwe ‘Winterreise’ is schokkend en fascinerend *****

Singer/songwriter Wende zingt Winterreise, 24 gedichten over verloren liefde van Wilhelm Müller, die ze niet kende in de versie van Schubert. Vrij van de traditie rond dit monument van de liedkunst draagt ze de teksten voor op muziek van Boudewijn Tarenskeen, die eerder een nieuwe versie maakte van Bachs Matthäus. Wende ‘zingt’ niet zozeer, ze gebruikt op fabuleuze wijze alle vocale technieken. Die herinneren aan het Sprechgesang van Lotte Lenya in Die Dreigroschenoper en van Barbara Sukowa in Im wunderschönen Monat Mai van Reinbert de Leeuw. Schreeuwend, weifelend, kinderlijk, prevelend en stil, ook lopend, dansend en stampvoetend is ze een uur lang een dwars meisje, alleen in de sneeuw zoekend naar houvast.

In de nieuwe muziek van Tarenskeen is de Schubertsfeer nooit ver weg, pianist Gerard Bouwhuis speelt twee lange soli. Het zijn betogende monologen, want er is nog een andere laag: de rivaliteit tussen zanger en begeleider tijdens een klassiek recital. In de regie van Gerardjan Rijnders is de pianist ook haar ex. Bouwhuis is afwisselend geamuseerd en geërgerd. Uiteindelijk geeft hij het op en stopt met spelen. Wende gaat nog lang door, plukt noten uit de lucht en vindt nieuwe hoop in Der Leiermann. Dat slotlied staat altijd voor de dood maar biedt hier hoop: draaiend aan zijn lier lijkt hij een nieuwe begeleider op haar levensweg. Idee, uitwerking en uitvoering zijn fenomenaal, het geheel is schokkend en fascinerend.

Kasper Jansen

– Begin 2015 plaatste Kasper Jansen deze voorstelling in zijn ‘Top 5 beste voorstelling 2014

Recensie Muziek van nu: Weergaloos indrukwekkend

Het krassende geluid van een raaf sneed gisteravond door de zaal van het Muziekgebouw aan ’t IJ. Het was de stem van chansonnière/singer-songwriter Wende Snijders tijdens haar performance van Winterreise. En ja, dit klonk lelijk. Wie voor Wende’s warm-wanhopige gezongen songs naar het Muziekgebouw gekomen was, kwam bedrogen uit. Niks geen sing-a-song met Schubert.

Stel, je fietst door de witbesneeuwde straten van een angstvallig verlaten stad. Daar, verderop in de straat, hoor je flarden muziek door een paar openstaande ramen naar buiten ketsen. Je herkent er Franz Schuberts Winterreise in. Als je dichterbij komt klinken er weer andere flarden, uit een volgend lied, ergens om de hoek. Je fietst opnieuw het geluid achterna, maar dan, als je het weer denkt gevonden te hebben, moet je je oren spitsen om te concluderen dat de flard vervlogen is. En zo vervolg je je weg, straat na straat.

Dit is het grapje dat de componist Boudewijn Tarenskeen met je uithaalt in zijn ‘bewerking’ van Schuberts liedcyclus. Een droom? Een nachtmerrie? Je mag het zelf uitmaken. Ik zou zeggen nachtmerrie, maar dan meer om de beklemming die het geheel van de performance door Wende Snijders en pianist Gerard Bouwhuis in me opriep.

Een dergelijke bewerking heeft Tarenskeen al eerder toegepast. Hij ontfermt zich graag over ‘comateuze’ genres als opera en oratorium. Eerder waren Parsifal en Mattheus Passie het bokje; ze werden tot op het bot uitgekleed. Ik was van tevoren enigszins sceptisch over Tarenskeens Winterreise. Dat geparasiteer op de canon – ook wel postmodernisme genoemd in wetenschappelijke kringen, of hipstergedrag in popcultuur – moet dat nou?
Maar goed. Tarenskeen vond het tijd voor een nieuw comateus genre: het lied. Wederom volledig gestript, ditmaal tot op de blote tekst, kwam Schuberts superlied herboren voor het (kille) licht. En of het nu Schubert was, of Tarenskeen, of Wende, of de combinatie van de drie, mijn God, wat een voorstelling, weergaloos indrukwekkend. En Wende, wat een vrouw!

De zangeres klauwde de 24 liederen, van de man die na een liefdesafwijzing afreist naar de dood, bij elkaar. Zingen was niet het voornaamste wat ze deed om zich uit te drukken. Ze sprak, ze tierde, en ook ‘haar’ pianist kreeg de volle laag (‘NICHT SO LAUT’). Ik telde zeker 24 gemoedstoestanden, van kwijnend tot trots, van smekend tot gebiedend (van het type peutergedrag). Voor ons stond een afgewezen vrouw.
Maar als ze dan – heel eventjes maar – zong, dan brak er iets. Je hoorde een kruising van Lotte Lenya met Nena, met een vleugje Marlene Dietrich, en ze zong zoals een klassiek geschoolde zangeres nimmer voor elkaar zou krijgen. Maar tijd om bij de kwetsbaarheid stil te staan kreeg je niet, want mevrouw beende alweer in woeste zwembadpas om de vleugel heen (ook al iets wat een klassiek zangeres niet snel zal doen).

En daar, in het oog van de storm, zat Gerard Bouwhuis aan het klavier. Was hij haar begeleider, dan was hij als de Leiermann. Maar eerder nog speelde hij zijn eigen verhaal, veelal op een thema van één herhalende toon in de rechterhand, met wel 1000 variaties. Als hij mocht tenminste, van de zangeres. Tarenskeens liedrecital maakte van het tweetal een liefdespaar in een hevige strijd verward.

Tip voor degenen die nog gaan: léés de tekst! Ik had er bewust voor gekozen om niet nog even stiekem naar de ‘échte’ Winterreise te beluisteren in het kader van onbevangenheid. Dat had ik misschien beter wel kunnen doen, want nu moest ik de Duitse teksten – niet op bijgevoegd papiertje noch op boventiteling te lezen – opgraven uit een heel ver bewustzijn. Dit had die snaak van een Tarenskeen uiteraard expres zo bedacht. Nuja, het is hem vergeven.